krap

{{krap}}{{/term}}

1 [nauw(sluitend)] tight ⇒ 〈smal〉 narrow

2 [gering] tight ⇒ scarce

3 [zonder speelruimte] tight

♦voorbeelden:

1   de schoenen zijn aan de krappe kant • the shoes are a bit tight

2   〈geldwezen〉 een krappe markt • a small market

     het krap hebben • be hard up

     iemand krap houden • keep someone short

     krap (bij kas) zitten • be short of money/cash

     krap in de ruimte zitten • be short of space

3   met een krappe meerderheid • with a bare majority

     dat is krap gemeten • 〈hoeveelheid〉 that is barely enough; 〈ruimte〉 that is a bit tight

     dat wordt erg krap als je de trein wilt halen • you are cutting it very fine if you want to catch the train

     het zit krap • it is a tight fit

     krap in zijn tijd zitten • be pushed for time

     het is maar krap aan • that is only just enough